“Schaken moet in de VS weer boomen zoals onder Fischer” (deel 1)

NakamuraMomenteel verzamelt de absolute wereldtop zich in Nice, waar de allerlaatste editie van het Amber blind- en rapidschaaktoernooi wordt gespeeld. Ronkende namen als Carlsen, Anand, Aronian, Kramnik, Ivanchuk en Topalov tonen er hun kunnen tegen nieuwere top 10-spelers.

Een van hen is de Amerikaanse Japanner Hikaru Nakamura. Sinds hij twee maanden geleden triomfeerde in Wijk Aan Zee, wordt hij meer dan ooit serieus genomen. Een nieuwe topspeler is in de maak, en eentje met een flinke dosis aan ambitie. Een interview van schaakjournalist Gert Devreese (Schaakmagazine)…

Nakamura barst van de ambitie: zijn weg naar de top

Hikaru Nakamura (23) wil ooit wereldkampioen worden. ‘Ik ben de eerste Amerikaan bij de wereldtop sinds Bobby Fischer. Ik maak evenveel kans op de wereldtitel als iedereen. Maar veel belangrijker is dat ik de Amerikaanse kids met mijn schaak kan inspireren, kan helpen om schaken in de VS opnieuw zo populair te maken als het ooit onder Fischer is geweest.’

Hikaru Nakamura : ‘Ik ben in Japan geboren en heb een oudere broer. Mijn moeder en vader gingen uit elkaar toen ik twee was, waarna mijn moeder terugkeerde naar de VS. Oké, ik ben geboren in Japan, maar ik ben echt wel haast volledig het product van opgroeien in de States. In de States begon mijn oudere broer (Asuka) schaak te spelen toen hij 5 was. Ik was toen 3. Mijn broer was behoorlijk getalenteerd als jeugdspeler, hij werd al meester toen hij een jaar of 10, 11 was. Hij is dus een zeer sterke speler. Maar de echte reden dat ik ook in het schaak rolde, is dat mijn moeder hertrouwde met mijn stiefvader, de Sri Lankaanse schaaktrainer Sunil Weeramantry en in New York ging wonen. Mijn stiefvader was van meesterniveau en schaakte veel. We begonnen ook veel meer naar toernooien te gaan.

“Omdat ik overal rond me sporen van schaken zag, begon ik ook interesse te krijgen in het spel. Dat was rond 1994, ik was toen een jaar of 6-7. Toen was er die US Open, die in Californië werd gehouden. Daar bracht ik veel tijd door in de analysekamer en speelde veel partijtjes. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Daarna speelde ik een paar jeugdtoernooien en was de trein vertrokken. 6-7 jaar: dat is oud en niet oud, maar er zijn andere schaaktoppers die nog een stuk jonger zijn begonnen dan ik.”

Hikaru Nakamura vorig jaar in Wijk Aan Zee: toen nog een opkomend talent, van wie iedereen zich afvroeg of hij wel echt met de wereldtop meekon

“Ik had interesse gekregen voor schaken, maar vreemd genoeg deed ik het in het begin tamelijk slecht. In mijn allereerste toernooi bij voorbeeld verloor ik alle vier partijen. Meestal hoor je van toppers dat ze al vanaf het begin al hun partijen wonnen (lacht). Dat was bij mij zeker niet het geval. En dus lieten mijn ouders me na zes maanden weer stoppen met schaken. Ik was toen misschien een beetje te competitief ingesteld. Ik wilde alleen maar winnen en telkens als ik verloor, begon ik vervelend te doen, werd ik boos of raakte ik van mijn stuk. Ik was bepaald geen makkelijk kind, toen. Ik stopte een tijdje met schaken, maar ik mocht na een tijd van mijn ouders, toen ik een jaar of 8 was, weer competitie spelen. En op dat moment begon het ineens te klikken met het schaken, viel alles plots in de goede plooi. Ik begon heel goed te schaken, daarna ben
ik nooit meer echt met schaken opgehouden. Ik maakte heel snel progressie. Tussen mijn 8 en 9 sprong ik van beginnersniveau naar een niveau van 2000 elo of zo. Ik groeide snel door naar 2.200 elo-niveau. Op dat moment begonnen mijn ouders te beseffen dat ik echt schaakpotentieel had. Daarom haalden ze me rond die tijd van school en begonnen me thuisonderwijs te geven.’
Dat kon zomaar?
In de VS is dat geen probleem. In Europa kun je als jong schaaktalent wel van school vrij krijgen voor bepaalde toernooien, maar dat is in de VS helaas niet zo. Daar waren mijn ouders verplicht om die harde keuze te maken om me van school te halen. Dat heeft me enorme kansen gegeven. Zonder dat had ik nooit als jeugdspeler in Europese toernooien kunnen spelen en alle kansen gehad die ik nu wel heb gekregen. Mijn ouders hebben daar een zeer wijs besluit genomen. Ik werd daarna IM toen ik 13 was, in 2001. Sinds ik thuisonderricht kreeg, speelde ik veel in Europa. In Hongarije, Spanje, waar ik een aantal normen boekte. Vrij snel, een jaar tot 1,5 jaar later werd ik al grootmeester (GM). Ik was toen 15 jaar en 2 maanden.
En u werd de jongste Amerikaanse GM ooit en brak het record van Bobby Fischer
(lacht)”Vroeger zou ik daar misschien nog trots op zijn geweest. Nu ben ik dat niet meer: het heeft nu meer iets van een grap. In de wereld zijn er nu zoveel spelers die een stuk jonger GM zijn geworden dan ik! En dan, als je dan GM bent geworden, je bent ongeveer 16, wordt het voor een schaker moeilijk. Ik had er al mijn tijd in gestoken: spelen in Europa, studeren op mijn schaak, reizen… all that stuff ! Dat wordt vermoeiend na een tijdje. En omdat je GM bent geworden, betekent dat nog niet noodzakelijk dat je van je schaken zal kunnen leven. Dat maakt het zeer moeilijk om op een bepaald punt gemotiveerd te blijven. Ik bleef nog wel gemotiveerd voor schaken en bleef nog wel progressie maken, maar…

Een jaar later bleek het antwoord: Ja!

“Op een zeker moment heb ik toch besloten om voor een tijd met schaken te stoppen. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ik pas nu topniveau aan het halen ben in schaken. Ik had heel mijn kinder- en tienertijd aan schaken besteed, en had nooit iets anders gekend. Ik wilde eigenlijk eens kijken of er ook iets anders bestond. De tienerjaren zijn bepalend voor ieders leven. Ik ging niet naar school zoals anderen, had geen vrienden op school zoals anderen, ik reisde de hele tijd de wereld rond. Mijn leven was heel anders dan dat mijn leeftijdgenoten. Ik was het allemaal wat beu: op 16, 17 besloot ik om een break te nemen, naar school te gaan, om te proberen eens het normale leven te leiden dat veel mensen leiden.”

“Ik ben één semester naar College gegaan, ik heb zes, zeven maanden gestudeerd en geen schaakstuk aangeraakt. Het was een algemene opleiding, maar vooral het vak politieke wetenschappen boeide me wel.
Uiteindelijk keerde ik toch terug naar het schaken. Wat ik zo tof vind aan schaken en wat ik in veel andere domeinen veel minder terugvind, is dat een jongeman van 16 zonder problemen een schaakconversatie kan voeren met een volwassene van 35 of 40. Ze praten op hetzelfde niveau, als gelijken. Aan de universiteit is het anders, daar speelt sociale status wel een rol. Als je pas aan de universiteit begint, ben je niet echt belangrijk, word je niet als een gelijke beschouwd door meer ervaren academici. Het is zeer moeilijk om daaraan te wennen, als je de schaakwereld gewoon bent waar iedereen op hetzelfde niveau zit, waar leeftijdsverschillen of je sociale achtergrond geen rol spelen. Dat is een van de belangrijkste redenen waarom ik naar het schaken ben teruggekeerd.
Wanneer besloot u schaakprof te worden?
Ik heb mezelf eigenlijk nooit omschreven als een professional, maar nu ben ik natuurlijk wel een schaakprof. Je kunt zeggen dat ik schaakprof ben sinds mijn 16-17de. Maar pas sinds mijn 19de, 20ste, na die break, leid ik echt het bestaan van een schaakprof. Dat is voor schakers in de States veel moeilijker dan in Europa. Je moet als schaker in de States eigenlijk veel meer verdienen dan in Europa, omdat het leven er veel duurder is dan Europa. En de Swisses-toernooien in de VS met veel deelnemers zijn erg lastig om winnen.
En leveren alleen veel geld op voor de winnaar…
Precies. That’s the American way (dat is de Amerikaanse aanpak). (lacht)

Later volgen deel 2 en deel 3 van dit uitgebreide interview.

Geef een reactie

Je moet aangemeld zijn om een reactie te geven.